Ik werk sinds een paar jaar in een restaurant in de haven van Rotterdam. Restaurant Vergezicht, heet het en het pretendeert op de website een idyllische belevenis voor de liefhebbers van geromantiseerde reisverhalen te zijn. ‘Je zou zo maar Alexandre Dumas of Daniël Dafoe tegen het lijf kunnen lopen,’ staat er letterlijk. Maar in werkelijkheid is het niet meer dan een donkere shabby kroeg waar alleen het uitschot van de haven nog naar binnen durft te stappen. Dumas en Dafoe zouden eerder al hun boeken verbranden, dan ooit een voet over de drempel zetten van dit restaurant.
De bar is hoog en breed van donker hout en volledig in koloniale stijl opgetrokken. Maar dit is dan ook nog het enige dat doet herinneren aan de hoogtijdagen van het restaurant, voordat Hotel New York haar deuren opende op de Wilhelminapier.
De vloer plakt inmiddels zo erg dat je je schoenen wel kunt verliezen als je ze niet goed dichtgebonden hebt. En ik verdien nog geen kippenkont met deze baan. Maar het is een baan en het levert me meer dan het geld van een ander restaurant ooit zou kunnen. Restaurant Vergezicht biedt me zo nu en dan een schim van de liefde.
De Rotterdamse haven is de grootste haven van Europa. En naast al die aan- en doorvoer van goederen is het ook één van de grootste achterdeuren voor illegalen die vanuit de hele wereld Nederland binnen proberen te komen. Politieke vluchtelingen, oorlogsslachtoffers, gelukszoekers, alles komt hier voorbij. En niet alleen van overzees, maar ook het uitschot vanuit de binnenlanden van Europa werkt Rotterdam als een magneet. Hier zit het grote geld, wordt hen verteld. Hier kun je een glorieuze toekomst opbouwen en tegelijkertijd gemakkelijk onder de radar blijven van de overheid.
Wel de lusten, niet de lasten. Een verblijfsvergunning is niet meer dan een vies woord dat de moeite van het uitspreken niet eens waard is. Gemakshalve kun je er wel vanuit gaan dat meer dan de helft van de mensen die je in het havengebied ziet rondlopen, illegaal is.
Maar als je binnen de grenzen van het havengebied blijft, ben je veilig. Hier boeit het niemand wie je bent of waar je vandaan komt, zolang je maar je steentje bijdraagt aan de ‘interne werkgelegenheid’, zoals ze dat zo mooi noemen. Voor de mannen zijn de keuzes eindeloos. Zij infiltreren als lasser, montagewerker of zelfs pijpfitter. Als vrouw heb je weinig keuze: zij worden koffiejuffrouw met benefits.
Ik had gelukkig iets meer mazzel toen ik in de Rotterdamse haven verzeild raakte. Al moet ik, na al die jaren bier tappen voor hersenloze havenarbeiders, zeggen dat het ideale randje er wel een beetje af is.
De scheidslijn tussen geluk en pech is voor iedereen hier vertroebeld. We leven van uur tot uur en wanneer er over morgenochtend gesproken wordt, wordt dat al gezien als een knap staaltje lange termijnplanning. Vooral voor vrouwen is het een harde wereld. Vanavond zit er weer zo’n stakker tegenover me. Mager, bleek en met sluik geblondeerd haar dat in slierten over haar schouders hangt. Aan haar gebrekkige Engelse accent te horen, komt ze uit het Oostblok. Ik gok Roemenië. Ze leek in eerste instantie nog geen zestien, maar nu ze naar voren leunt om quasi speels mijn arm aan te raken en veel te hard te lachen om iets wat ik net zei, zie ik de lijnen van en dertiger over haar voorhoofd lopen. Vol afgrijzen zie ik dat zich in ieder groefje een laagje stof heeft verzameld.
Ik draai me snel om, om mijn afkeer niet aan haar te laten blijken. Achter mij hoor ik haar onsamenhangend bazelen in een onverstaanbaar taaltje. Er loopt een rilling over mijn rug. Snel schenk ik nog een borrel voor haar in en zet het met een klap voor haar neus neer.
Ze leg het glaasje tegen haar lippen en in een vloeiende beweging gooit ze haar nek naar achter zodat de doorzichtige inhoud in haar keel verdwijnt. Ik word ineens overvallen door een gevoel van medelijden. Toen ze een jaar of wat geleden vol goede moed naar het beloofde land vertrok, was dit scenario vast niet in haar opgekomen.
‘Ik ben zo vrij,’ zeg ik in het Engels en ik zwijg even.
‘Katarina,’ zegt ze ineens, met een vloeiende en prachtig rollende ‘r’.
Ik glimlach.
‘Mooie naam, Katarina,’ reageer ik op mijn vriendelijks. ‘Zin in een spelletje en een afzakkertje bij mij thuis, straks?’
Ze kijkt me aan met haar holle blauwgrijze ogen. Ineens lichten ze op en knikt ze. Snel, als een kind dat ik zojuist twintig euro heb gegeven die ze vrij mag uitgeven in een snoepwinkel.
Foto verkgregen via wallpapersinhq