Wanneer de sluimerende mist van pijn en misselijkheid wegtrekt, is het eerste wat ik hoor de typische zuigende geluiden van zuurstofmachines en eentonige piepjes van andere medische apparatuur. Ik herken de geluiden uit onze slaapzaal in de Dorm en raak een fractie van een seconde in paniek. Maar direct daarna daalt er een warme rust over me heen. Ik ben terug. Het was allemaal een droom.
Naast me ligt Thomas, papa is vlakbij en zal me straks omhelzen. Over een paar uur ga ik al mijn dromen delen met Elvira, wanneer we in de trein zitten, terug naar huis. Ik voel een glimlach kriebelen om mijn lippen en open voorzichtig mijn ogen. De desoriëntatie is compleet. Geen glazen koepel boven me, geen lampjes die om me heen knipperen en als ik heel langzaam mijn hoofd opzij beweeg, zie ik alleen een hagelwitte muur. Dit is niet de Dorm. Er prikken tranen achter mijn ogen. Het is allemaal werkelijkheid.
‘Je bent er weer,’ zegt Tristan zachtjes. Hij staat aan het voeteneind van mijn bed en kijkt op me neer. Zijn bruine ogen staan zowel bezorgd als opgelucht. Wat kan hem dit allemaal nou helemaal schelen?
‘Wat doe jij hier?’
‘Ook goedemorgen ochtendzonnetje, je bent weer helemaal de oude?’ reageert hij sarcastisch.
‘Wat doe ik hier? Waar ben ik eigenlijk?’
‘Je ligt op de verkoeverkamer. Ze hebben je geopereerd.’
Mijn hand schiet naar mijn kruin en ik voel een dik verband om mijn hele hoofd zitten. ‘Wat? Waarom?’
‘Dat kan de dokter je beter vertellen. Ik zal hem halen.’
‘Rot op, zeg het me zelf maar.’ Mijn stem heeft nauwelijks volume, maar toch schrikt hij van mijn boosheid.
‘Dat kan ik niet. Ik ben zo terug.’ Hij verdwijnt uit mijn zichtveld.
Het duurt een paar minuten en dan verschijnt hij weer, dit keer samen met een jonge jongen die ik eerder heb gezien.
‘Ik ken jou,’ murmel ik.
‘Klopt, Flint, we hebben elkaar ontmoet bij de sluis naar de uitgang een paar weken geleden.’ Zijn stem is zacht en zangerig, als een kinderkoor in de kerk.
‘Wat doe ik hier? Waarom ben ik geopereerd?’
‘Ze is weer helemaal de oude, altijd rechtdoorzee,’ zegt Tristan tegen Flint.
‘Rot op, Tristan,’ kraak ik. Ik weet niet waarom, maar zijn aanwezigheid maakt me woest.
‘En zo attent ook,’ zegt hij met een uitdagende blik mijn kant op.
‘Meneer Moretti,’ komt Flint tussenbeide, ‘zou u misschien even op de gang kunnen wachten? Dan kan ik rustig met mevrouw Rodin de stand van zaken doornemen.’
De stand van zaken, noemt die klaploper dit, alsof ik een agendapunt ben tijdens een jaarlijkse aandeelhoudersvergadering.
Ik bijt mijn lippen op elkaar en staar naar het plafond tot ik de schoenen van Tristan hoor wegstappen. Ze piepen op de linoleumvloer en niet veel later schuift de deur van de kamer achter hem dicht.
Foto: Blog miesvanvalburg.