When you steal a kiss or two

Zijn hand knijpt in mijn schouder, langzaam en behoedzaam. Alsof hij iets van plan is om te doen, maar nog twijfelt en zijn opties afweegt. Ineens dringt het tot me door hoe dichtbij hij eigenlijk staat. Ik wil een stap achteruit zetten, om wat meer zuurstof tussen ons in te krijgen, maar op de één of andere manier weigert mijn lichaam te bewegen. Hij kijkt me recht aan en tuurt zoekend in mijn ogen. 

Zijn donkere blik houdt het midden tussen besluiteloos en getergd, alsof hij van binnen een enorme tweestrijd voert. Dan buigt hij naar me toe. Als in een reflex deins ik achteruit. Ik knal met mijn achterhoofd tegen een boomstam aan, maar ik voel het nauwelijks. Er is kortsluiting ontstaan tussen mijn lichaam en mijn gevoel. Hij legt zijn hand in mijn nek. Zachtjes, maar dwingend, duwt hij mijn gezicht naar het zijne. Zijn warme adem strijkt langs mijn lippen en hij blijft even op een centimeter van mijn gezicht hangen. Hij aarzelt een seconde. Dan lijkt hij in gedachten een knoop door te hakken en zijn hete lippen landen resoluut op de mijne. Hij proeft nog beter dan ik me voorgesteld had. Vochtig, vol, zoet en warm, een mengeling van slagroom en sterke koffie. En even ben ik er heilig van overtuigd dat we met onze lippen prachtige regenbogen in de lucht tekenen.

Veel te snel laat hij me los. Zijn ogen glanzen en hij glimlacht schaapachtig. ‘Dat wilde ik al zo lang doen.’

Ik trek mijn wenkbrauwen op. Hij buigt naar me toe en kust me weer. Minder voorzichtig, dit keer, maar doelbewust en zelfverzekerd. Ik kus hem terug in de hoop dat ik in hem op kan gaan als siroop in een glas water.

Zijn handen zijn warm en stevig. Elke plek waar hij me aanraakt, vonkt en knettert van kortsluiting. Zijn aanrakingen laten golven vloeibaar goud achter op mijn schouders, op mijn rug, op mijn middel, op mijn billen. Dan tilt hij me op en alsof we het afgesproken hebben, vouw ik mijn benen om zijn middel en gooi mijn armen in zijn nek. Deels om mezelf omhoog te houden in zijn omhelzing en deels om hem nog dichter bij me te hebben. De wereld stopt met draaien. Een gierende orkaan stormt door onze monden. Hij duwt me steviger tegen de boom achter me aan. Ik merk niet eens dat de schors deukjes in mijn rug drukt. Zijn warme lippen beginnen aan een verkenningstocht. Via mijn mondhoek, langs mijn kaaklijn, naar mijn nek, om al kussend weer hun weg terug te vinden naar mijn lippen.

Na een paar minuten, of misschien waren het ook wel uren, of slechts enkele seconden, laat hij mijn lippen los. ‘Ik geloof echt dat we verder moeten,’ fluistert hij tegen mijn mond. Hij drukt zijn voorhoofd tegen het mijne.

‘We hebben nog drie dagen. Wat maken die paar minuten nou uit.’

Met een kreun trekt hij zich los. Ik laat me met tegenzin van hem afglijden. Ik hijg alsof ik een marathon gelopen heb. Ik weet niet goed waar ik kijken moet en ik vervloek de volle maan die als een felblauwe bol aan de hemel staat en me niet de nachtelijke schaduwen gunt, waardoor ik mezelf kan verstoppen. Al is het maar eventjes, om de gloeiende roodheid van mijn wangen te boenen en mijn opgezwollen lippen terug te boetseren in hun oorspronkelijke staat.

 

 

 

Foto: Pinterest – unknown

Plaats een reactie